Zijdeplant - Asclepias curassavica --
Maagdenpalmfamilie - Apocynaceae - |
Drachtplant, hommelplant, vlinderplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: juli-september |
Bloem: bloem - kroonbladen oranjeroodachtig en meestal duidelijk teruggeslagen; bijkroon (vijf zakvormige segmenten geplaatst op een korte zuil) geel of oranjegeel, bloeiwijze schermachtig |
Blad: lancetvormig, tegenoverstaand en kort gesteeld, aan de onderkant vaak blauwgroen |
Vrucht: een dubbele kokervrucht |
Overige: bladen; de 'twijgen' zijn spaarzaam vertakt en de plant is nauwelijks behaard |
Hoogte: 0,8-1,2 m |
Opmerking: wordt ook frederiksbloem genoemd |
|
Formeler gezien is het meer een halfheester die ook weer als een eenjarige plant kan groeien; in het Nederlandse klimaat zou het meer een kuipplant zijn. Deze soort heeft geen officiële Nederlandse naam is te vinden onder: Amerikaanse zijdeplant, rode zijdeplant of frederiksbloem. |
Milieu en groeiplaats: vochtige, matig voedselrijke, leemhoudende bodems; op zonnige plaatsen; zeer gevoelig voor vorst en winternatte bodems. |
Herkomst: het tropische gedeelte in Zuid-Amerika. |
Toepassing: tuinen, botanische tuinen. |
Beheer: als vaste plant of kuipplant beheren; in de winter afdekken |
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen |
Dracht: nectar. Indicatie voor dracht: code 3-4. |
|
Fragment plant: bloeiwijze en blad |
|
|
Bloeiwijze schermachtig |
|
|
Bloem: met oranje kroonbladen en de bijkroon |
|
|
Honingbijen |
|
|
Honingbijen |
|
|
Honingbijen - |
|
|
Honingbij |
|
|